Wet op de jeugdzorg
Artikel 29r
1
Het hulpverleningsplan kan ten aanzien van een met een machtiging opgenomen jeugdige controlemaatregelen bevatten.
2
De maatregelen, bedoeld in het eerste lid, kunnen inhouden:
a
onderzoek aan lichaam en kleding;
b
onderzoek van urine op aanwezigheid van gedragsbeïnvloedende middelen;
c
onderzoek van de kamer van de jeugdige op de aanwezigheid van voorwerpen die hij niet in zijn bezit mag hebben;
d
onderzoek van poststukken afkomstig van of bestemd voor de jeugdigen op de aanwezigheid van voorwerpen, doch slechts in aanwezigheid van de jeugdige.
3
De controlemaatregelen die in het hulpverleningsplan zijn opgenomen, kunnen tegen de wil van de jeugdige of van degene die het gezag over hem uitoefent, worden toegepast voor zover dit nodig is om te controleren of hetgeen in het hulpverleningsplan is opgenomen, wordt nagekomen. De maatregelen, bedoeld in het tweede lid, kunnen bovendien worden toegepast voor zover dit nodig is voor de handhaving van de huisregels, bedoeld in artikel 29n, tweede lid, of voor zover dit nodig is om te voorkomen dat de jeugdzorg aan andere jeugdigen wordt tegengewerkt.
4
Voorwerpen die niet in het bezit van de jeugdige mogen zijn worden in beslag genomen en voor de jeugdige bewaard of met zijn toestemming vernietigd, dan wel aan een opsporingsambtenaar ter hand gesteld.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.